Algemene informatie vervoer gevaarlijke stoffen

beveiliging startpagina

   
 

Achtergrond
Voor ADR-transporten (gevaarlijke stoffen) zijn de eisen die gesteld worden aan de uitrusting van de auto bekend, dit is duidelijk omschreven in de ADR-VLG regelgeving. Voor het transport van niet-gevaarlijke goederen zijn er geen speciale uitrustingseisen. In de oude rijtijdenwet werd een verbandtrommel verplicht gesteld, deze eis is in het Arbeidstijdenbesluit vervoer (ATB vervoer) vervallen. Wel kunnen vanuit algemene wetgeving (bijv. Arbowet) alsnog "wettelijke wensen" gesteld worden aan de uitrusting. Met "wettelijke wensen" wordt hier bedoeld: de specifieke verplichting wordt niet genoemd maar uit een overkoepelende zorgplicht kan een bepaald uitrustingsstuk noodzakelijk zijn.

De Arbowet verplicht de werkgever om zijn bedrijfshulpverlening zodanig te organiseren dat deze altijd adequaat inzetbaar moet zijn op elke werklocatie. Voor transporten met meer dan één werknemer (bijv. chauffeur + bijrijder) betekent dit dat zij elkaar zouden moeten kunnen helpen, dus beiden BHV-er en de beschikking over een verbandtrommel, brandblusser en eventuele andere hulpmiddelen. Tevens maakt de Arbowet de werkgever verantwoordelijk voor elke bedrijfssituatie, ook voor pech onderweg. Uit dat oogpunt is het verstandig om ook daarvoor voorzieningen te treffen.

Daarnaast is men verplicht een medeburger in nood te helpen. Hieruit kan afgeleid worden dat ook daarvoor een verbandtrommel en brandblusser zeer behulpzaam kunnen zijn. In dit kader is een verbandtrommel in Duitsland verplicht!

Conclusie/advies
Zorg in elk vervoermiddel voor (denk ook aan pech):

  • gevarendriehoek en eventueel aanvullende waarschuwingsmaterialen (pionnen);
  • communicatiemiddelen;
  • verbandtrommel (minimaal model "B");
  • brandblusser (2kg poeder voor brand in motorruimte of cabine);
  • oranje vestje;
  • wielkeggen (minimaal 2).

Extra uitrusting afhankelijk van de lading (ook voor veiligheid bij laden/lossen):

  • brandblusser 6kg poeder bij gemakkelijk brandbare lading;
  • sjorbanden en -hulpstukken;
  • absorptiemiddelen;
  • veiligheidshelm bij gevaar voor vallende voorwerpen;
  • volledig sluitende veiligheidsbril (stofbril) bij mogelijke verstuiving door wind;
  • handschoenen (ruwe materialen, snijgevaar, enz).
 

Gevaarsidentificatienummer

Het gevaarsidentificatienummer bestaat uit twee of drie cijfers. Het eerste cijfer duidt het onmiddellijke gevaar aan. Het tweede en eventueel derde cijfer geven bijkomende gevaren aan.
Voor de decodering van het eerste cijfer gelden de navolgende gegevens:

 

Het eerste getal:

 

2: Gas

3: brandbare stof

4: Brandbare vaste stof

5:Oxiderend werkende stof of organische peroxide

6: Giftige stof

7: Radioactieve stof

 

 

Voor het tweede en eventuele derde cijfer geldt:

0: geen betekenis

1: Explosiegevaar

2: Er kan gas vrijkomen

3: Gevaar voor ontbranding

5: Gevaar voor oxiderende werking

6: Gevaar voor vergiftiging

7: Gevaar voor radioactiviteit

8: Gevaar voor corrosie

9: Gevaar voor heftige reactie als gevolg van spontane ontleding of polymerisatie

 

Wanneer de eerste twee cijfers hetzelfde zijn, betekent dat een versterking van het gevaar, bijvoorbeeld: 33 betekent een zeer brandbare stof, 66 geeft een zeer giftige stof aan, 88 een zeer bijtende stof, 22 een gekoeld gas. De combinatie 42 duidt op een vaste stof waarbij gas kan vrijkomen. Het getal 263 betekent een giftig, brandbaar gas. Als het gevaarsidentificatienummer wordt voorafgegaan door de letter X, dan is het absoluut verboden de stof met water in aanraking te brengen. Het is belangrijk dat u de betekenis van de gevaarsidentificatienummers uit uw hoofd kent. Zo weet u wat de aard van het gevaar van de vervoerde stof is.

Stofidentificatienummer

Het stofidentificatienummer is het onderste getal op het oranje bord. Het nummer bestaat uit vier cijfers en is gebaseerd op de stofnummers van de lijst gevaarlijke stoffen van de Verenigde Naties. Dit nummer wordt ook wel de VN-code genoemd.

  GEVI en UN nummer vermelding

 

 

Gevaarsetiketten

Behalve oranje borden moeten tankwagens gevaarsetiketten voeren. Het gevaarsetiket meet 30 x 30 cm en moet aan weerszijden en aan de achterzijde van de tank worden aangebracht. Elke gevarenklasse heeft zijn eigen etiket. Dergelijke etiketten kan men ook aantreffen op verpakkingen. Meestal is er één etiket per verpakking; soms komen echter ook verschillende etiketten op één verpakking voor (bij voorbeeld 'brandbaar' en 'giftig'). Voor een aantal gevarenklassen kan een dubbel etiket (2x hetzelfde etiket) worden gebruikt. In het algemeen betekent zo'n dubbel etiket een versterking van het gevaar tijdens transport. Bovendien betreft het vaak een breekbare verpakking met een inhoud van meer dan 5 liter De gevaarsetiketten en -borden moeten als volgt op de tankwagens worden aangebracht.

  • Transporteenheden die slechts één van de stoffen vervoeren: deze moeten zijn voorzien van de genoemde borden met daarop de identificatienummers van de vervoerde stof
  • Een voertuig dat meerdere gevaarlijke stoffen vervoert: hierbij zijn deze borden niet voorzien van identificatienummers.
  • Een transporteenheid die bestaat uit een trekkend voertuig en een aanhangwagen, waarvan het trekkend voertuig een andere stof vervoert dan de aanhangwagen:hierbij moeten het trekkend voertuig en de aanhangwagen elk afzonderlijk aan de voor- en achterzijde zijn voorzien van een oranje bord met daarop de respectievelijke identificatienummers.
  • Een tankwagen die verschillende stoffen vervoert in afzonderlijke tanks of tankcompartimenten: hierbij moeten de oranje borden aan weerszijden van elke tank of tankcompartiment worden aangebracht.

Deze borden moeten dan voorzien zijn van de juiste identificatienummers. In dit geval zijn aan de voor- en achterzijde van de tankwagen de bevestigde borden niet voorzien van de identificatienummers.

Nadat de gevaarlijke stoffen zijn gelost en de tanks of reservoirs zijn schoongemaakt en ontgast, mogen de oranje borden niet meer zichtbaar zijn.
Bijalgemeen vervoer(dit is vervoer van één stof zonder VN-code, of vervoer van meerdere stoffen die eventueel een VN-code hebben) en stukgoedvervoer moeten de voertuigen aan de voor- en achterzijde voorzien zijn van een rechthoekig oranje bord zonder zwarte middenband en nummers.

   Klasse T

GIFTIG
Klasse O
BRAND-
BEVORDEREND
Klasse E
EXPLOSIE-
GEVAAR
Klasse F
LICHT
ONTVLAMBAAR
Klasse C
BIJTEND
Klasse N
SCHADELIJK
VOOR HET MILIEU
Klasse X
SCHADELIJK
 

 


1. BRANDBLUSAPPARATEN

In de cabine van elke transporteenheid die gevaarlijke stoffen vervoert, moet zich binnen handbereik van de bestuurder een brandblusapparaat bevinden dat voldoet aan de voorschriften van het technisch reglement. Het moet ten minste 2 kg poeder of een gelijkwaardige hoeveelheid ander blusmiddel bevatten. Als het voertuig uitgerust is met een automatische of gemakkelijk te bedienen blusinrichting voor de motor, is de poederblusser niet vereist.
Een tweede brandblusapparaat moet aanwezig zijn bij de lading, behalve wanneer het vervoer betreft van stoffen van klasse 6.2. Dit toestel moet ten minste 6 kg (in België 9 kg) poeder of een gelijkwaardige hoeveelheid ander blusmiddel bevatten.
Indien de MTM kleiner is dan 3.500 kg of indien vervoerd wordt volgens de voorwaarden van randnr 10 011 (zie bijlage 3) moet de brandblusser slechts een inhoud van 2 kg hebben.
Een aanhangwagen of oplegger, die één of meerdere gevaarlijke producten bevat, moet voorzien zijn van een dergelijk blusapparaat wanneer hij ver van het trekkend voertuig op de openbare weg wordt achtergelaten.
De brandblusapparaten moeten aan de volgende vereisten voldoen: beide apparaten moeten het keurmerkteken dragen van het land waar het voertuig ingeschreven is. De geldigheid mag niet verstreken zijn. De loodjes van de apparaten mogen niet verbroken zijn. De apparaten moeten in bruikbare staat zijn. Het beveiligingssysteem moet zo zijn dat de blusapparaten snel van hun steun kunnen worden genomen worden.

2. BIJKOMENDE UITRUSTING VAN HET VOERTUIG

Het voertuig moet voorzien zijn van een tas met gereedschap.
Het voertuig moet uitgerust zijn met een gepast stopblok. Er moet één wielkeg zijn per voertuig. Een combinatie van trekker en oplegger moet dus voorzien zijn van 2 wielkeggen of stopblokken. In België moet het stopblok de volgende minimale afmetingen hebben: lengte: 30 cm, breedte: 16 cm, hoogte: 16 cm.
Een hoofdschakelaar is vereist bij voertuigen van het type III voor het vervoer van stoffen van klasse 1, voor voertuigen voor vervoer van vloeistoffen met een vlampunt van ten hoogste 61 °C in vaste of afneembare tanks en voor voertuigen, die brandbare gassen in vaste of afneembare tanks of in batterijwagens met een inhoud van meer dan
1.000 l.
De hoofdschakelaar moet zo dicht mogelijk bij de accu geplaatst zijn, gemakkelijk en duidelijk herkenbaar zijn, beschermd zijn tegen onbedoelde bediening, in de cabine aangebracht onder handbereik vanuit de bestuurderszitplaats, een directe of afstandsbediening hebben zowel in als buiten de cabine.
In het voertuig moeten twee draagbare oranje lampen aanwezig zijn. Het mogen vaste lichten, zwaai- of knipperlichten zijn. Zij moeten onafhankelijk zijn van de elektrische installatie van het voertuig. Indien het voertuig 's nachts of bij slechte zichtbaarheid parkeert en de verlichting niet werkt, moeten deze lampen 10 m voor en 10 m achter het voertuig geplaatst worden. Deze verplichting vervalt vanaf 01/01/99.
Vanaf 01/01/99 zijn ook nog verplicht: vier reflecterende staande waarschuwingsmiddelen (kegels, driehoeken), een afscherming voor riolen en afwateringen, een schop en een bezem.

3. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSUITRUSTING

De persoonlijke beschermingsuitrusting van de chauffeur moet minimum bestaan uit: een veiligheidsbril die de ogen volledig beschermt, handschoenen uit geschikte kunststof, een oogspoelfles met zuiver water.
De veiligheidskaarten vermelden eveneens een aantal beschermingsmiddelen die nodig zijn om de gevolgen van een ongeval of incident efficiënt te bestrijden zonder al te grote risico's voor zichzelf.

3.1. ABSORPTIEMIDDELEN
Dit zijn middelen, zoals zand, om gemorste stoffen onschadelijk te maken bij een lek.
Geschikte opvangbank voor kleine hoeveelheden gemorste stof.

3.2. GASDICHTE HANDLAMP MET EEN NIET-METALEN LICHAAM
Deze is verplicht bij het vervoer van brandbare gassen of van zeer vluchtige brandbare vloeistoffen met een vlampunt lager dan 55 °C.
Voor het vervoer van stoffen van klasse 1 moeten 2 gasdichte lampen aanwezig zijn, één voor de chauffeur en één voor de bijrijder.

3.3. LICHAAMSBESCHERMING
Pakken van kunststof of rubber, als bescherming tegen vocht, bijtende of giftige stoffen, tegen hoge of lage temperaturen.
Een waarschuwingsvest. Voor het vervoer van klasse 1 moeten
2 waarschuwingsvesten aanwezig zijn, één voor de chauffeur en één voor de bijrijder.

3.4. HOOFDBESCHERMING
De veiligheidshelm. Deze bestaat uit een kunststofhelm met een verend binnenwerk. Een juiste afstelling van dit binnenwerk is voor de drager belangrijk. Tevens zijn er uitvoeringen met bescherming voor nek en gezicht.

3.5. OOGBESCHERMING

Er zijn speciale veiligheidsbrillen. Dit kunnen open brillen zijn met veiligheidsglas of gesloten brillen voor bescherming tegen gassen of dampen. Voor irriterende gassen of dampen gebruikt men een volledig gelaatstuk.

3.6. ADEMBESCHERMING
Stofmasker. Dit is een weggooimasker dat gemaakt is van celstof en de ademhalingswegen beschermt tegen stof dat niet giftig is.
Gasmasker met filterbus. Dit is slechts bruikbaar als er voldoende zuurstof is. Dit masker is niet geschikt voor gesloten ruimten. Een filterbus is beperkt houdbaar en verzegeld.
Verse luchtmasker. Dit is een adembescherming, die via een lange slang verbonden is met de buitenlucht. De buitenlucht wordt met een compressor aangezogen.
Persluchtmasker. Dit is een onafhankelijke adembescherming. Via een drukhouder op de rug wordt de samengeperste lucht meegedragen.

3.7. HAND- EN ARMBESCHERMING
Dit kunnen werkhandschoenen, maar ook handschoenen met armkappen van rubber of kunststof zijn, wollen handschoenen tegen sterk gekoelde gassen. De mouwen moeten steeds in de handschoenen gedragen worden.

3.8. VOET- EN BEENBESCHERMING
Veiligheidsschoenen zijn schoenen met een stalen neus of zool. Dit als beveiliging tegen vallende voorwerpen of tegen het ergens in trappen.
Rubberen of kunststof laarzen dienen als bescherming tegen bijtende stoffen. Draag daarbij de broekspijp altijd over de laars heen, zodat bij lekkage de vloeistof niet via de broekspijp in de laars loopt.

4. VOORGESCHREVEN UITRUSTING PER KLASSE


4.1. KLASSE 1
Voor klasse 1 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, 2 waarschuwingsvesten, 2 gasdichte lampen en 4 kegels of driehoeken.

4.2. KLASSE 2
Voor klasse 2 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming (bij vervoer van gassen van T, TC, TF, TFC, TO en TOC moet de bemanning zijn voorzien van maskers, die een veilige ontsnapping mogelijk maken bij een noodsituatie), handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles en 4 kegels of driehoeken.

4.3. KLASSE 3
Bij het vervoer van klasse 3 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen (voor b.v. rioolputjes), schop, bezem, absorbeermiddel en opvangbak.

4.4. KLASSE 4.1
Bij het vervoer van klasse 4.1 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, schop, bezem, absorbeermiddel en opvangbak.

4.5. KLASSE 4.2
Bij het vervoer van klasse 4.2 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, schop, bezem, absorbeermiddel en opvangbak.

4.6. KLASSE 4.3
Bij vervoer van klasse 4.3 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België:
9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, een plastic vel van 2 x 3 m schop, bezem, absorbeermiddel en opvangbak.

4.7. KLASSE 5.1
Bij vervoer van klasse 5.1 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp,oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, schop, bezem, absorbeermiddel, opvangbak en waterbak.
Bij de stoffen van cijfer 1° moet een jerrycan met 30 l water aanwezig zijn, die in de winter antivries bevat.

4.8. KLASSE 5.2
Bij vervoer van klasse 5.2 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, schop, bezem, absorbeermiddel en opvangbak.

4.9. KLASSE 6.1
Bij vervoer van klasse 6.1 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, schop, bezem, absorbeermiddel, opvangbak en speciale uitrusting.
Bij de stoffen van cijfer 31°a) moeten bovendien 3 schriftelijke instructies, 2 paar handschoenen, 2 paar laarzen, twee gasmaskers met een filter van actieve kool en een inhoud van 500 cm³ en een fles met 2 kg kaliumpermanganaat met het opschrift "voor gebruik in water oplossen".

4.10. KLASSE 6.2
Bij het vervoer van klasse 6.2 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, schop, bezem, absorbeermiddel en opvangbak.

4.11. KLASSE 8
Bij het vervoer van klasse 8 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, schop, bezem, absorbeermiddel en opvangbak.

4.12. KLASSE 9
Bij het vervoer van klasse 9 zijn verplicht: 2 kg brandblusser, 6 kg (in België: 9 kg) brandblusser, 2 oranje lampen (afgeschaft op 01/01/99), gereedschapstas, stopblok, waarschuwingsvest, oogbescherming, adembescherming, handschoenen, voetbescherming, lichaamsbescherming, handlamp, oogspoelfles, 4 kegels of driehoeken, afdekmiddelen, schop, bezem, absorbeermiddel en opvangbak.

   
 

 

Deze informatie wordt u ter beschikking gesteld door www.brandblussercentrum.nl

 

 

Brandwonden

centrum

 

voor meer informatie mailt u naar info@kidde.nl